Doorgaan naar hoofdcontent

Vrijmetselarij

De vrijmetselarij is een van de oudste sociale netwerken. Het is georganiseerd in loges (plaatselijke verenigingen), die zijn aangesloten bij een Grootloge (landelijk bestuursorgaan). Ze onderscheidt zich van andere clubs en verenigingen door een bijzondere rituele traditie.
 
Wereldwijde netwerkfunctie
De Nederlandse Grootloge, opgericht in 1735, had destijds nauwe banden met het Koninklijk Huis, de overheid, de West- en Oost-Indische Compagnieën, en een wereldwijd ledennetwerk waarlangs ideeën worden verspreid, kennis uitgewisseld en invloed uitgeoefend. Tussen 1735 en 1900 vermelden de ledenlijsten circa 70.000 namen, een belangrijke dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking. Het ging om gewone en bijzondere mannen, en (in zogeheten Adoptieloges) ook vrouwen. Zij hadden verschillende religieuze achtergronden en uiteenlopende carrières: van kooplui tot politici, van prinsen tot schrijvers, en van bankiers tot kunstenaars.

Inwijding in een vrijmetselaarsloge in de 18de eeuw. Prent uit de reeks 'Assemblée des Francs-Maçons', 1745. Collectie Vrijmetselarij Museum, Den Haag, inv.nr. 10511.

Deze kleurrijke mix maakte in de loges kennis met idealen als tolerantie en broederschap, in de 18de eeuw nog niet vanzelfsprekend. Vele generaties leden passen die concepten vervolgens toe in hun dagelijks leven. Zo werden politieke en sociale beslissingen, literaire en artistieke werken geïnspireerd door vrijmetselaarsidealen of -symboliek. Vriendschappen die binnen de loge ontstonden, vormden vaak de basis voor initiatieven op politiek, sociaal of economisch gebied buiten de loge. Omdat vele cultuurdragers drie eeuwen lang het gedachtengoed van de vrijmetselarij hebben uitgedragen, beïnvloedde dit (ongemerkt) de vorming van de moderne westerse samenleving. 

Mannen én vrouwen
De in 1735 opgerichte organisatie, de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, bestaat nog altijd en heeft circa 4500 leden. In de loop der jaren zijn echter ook andere, kleinere organisaties ontstaan, waaronder de Internationale Orde der Gemengde Vrijmetselarij 'Le Droit Humain', het Nederlandsch Verbond van Vrijmetselaren en de Nederlandse Grootloge der Gemengde Vrijmetselarij. Deze zijn alle drie voor zowel mannen als vrouwen toegankelijk. Verder waren in Nederland loges van de Joodse vrijmetselaarsorde B'nai Brith actief. Dan zijn er nog onafhankelijke loges gesticht, niet aangesloten bij een Grootloge, en waren in Nederland loges van buitenlandse Grootloges actief. Bovendien kent Nederland een Orde der Weefsters, die aan de vrijmetselarij is verwant. Dé vrijmetselarij bestaat dus niet, er is sprake van een wijd vertakte stamboom van verschillende organisaties met ieder een eigen karakter en geschiedenis.

Rituele ruimte in 19de-eeuwse stijl in loge De Drie Kolommen aan de Oppert te Rotterdam. Dit is bij het bombardement in mei 1940 geheel verloren gegaan. 
Collectie Vrijmetselarij Museum, Den Haag, inv.nr. 231-A.

Materiële cultuur
Naast een bijzonder gedachtengoed, heeft de vrijmetselarij echter ook een prachtige materiële cultuur voortgebracht, die zich onderscheidde door een unieke rituele context, het gebruik van vorm- en kleursymboliek, en een geheel eigen iconografie (beeldentaal). 

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren zo'n 67 loges in Nederland aangesloten bij het Grootoosten der Nederlanden, waarvan de meeste een eigen verenigingsgebouw in hun bezit hadden. Deze monumentale logegebouwen uit de periode 1734-1940 vormen een bijzondere categorie rituele architectuur. Kenmerkend was de rituele ruimtes waarin  nieuwe leden werden ingewijd. Deze ruimte werd aangeduid als ‘loge’ of ‘werkplaats’ ('tempel' is echter een onjuiste term, aangezien van religie of aanbidding geen sprake is). Vaak was het interieurontwerp uitgevoerd door een bekende architect of kunstenaar (zelf logelid) en daarom van hoge artistieke kwaliteit. Dat gold ook voor de rituele objecten, kostbare regalia, beeldende en toegepaste kunst, jubileumstukken en andere voorwerpen in het gebouw, die naast een cultuurhistorische waarde voor hun gebruikers ook een emotionele betekenis hadden. In de meeste logegebouwen bevond zich bovendien een ledenbibliotheek, het logearchief en kleine collectie historische voorwerpen. Er waren ook voor tientallen aangesloten loges in de overzeese handelsposten met eigen gebouwen en collecties.

Bestuur van loge De Vriendschap in Soerabaja, rond 1900. 
Collectie Vrijmetselarij Museum, Den Haag, inv.nr. 21012-11.

Museum
Toen Nederland in 1940 werd bezet, bestond het Grootoosten der Nederlanden al ruim 200 jaar. De Grootloge beschikte in haar pand aan Fluwelen Burgwal 22 te Den Haag over een volwaardig museum met een historisch archief, wetenschappelijke bibliotheek en gevarieerde objectencollectie. Meer hierover op deze pagina.

Reacties